Stomen door het Harzgebergte

Op slechts een uurtje of vijf vanaf Hengelo ligt een waar mekka voor de liefhebber van oude treinen: stoom- en dieseltreinen doorkruisen al meanderend het Harzgebergte, een prachtig gebied vol beboste heuvels en riviertjes. 

door Jeroen Vogel

Ik had slecht geslapen in het hotel in Hengelo. De centraal geregelde kamertemperatuur en het te dikke dekbed hielpen niet mee, en na een korte nacht stond ik om 06.30 uur al met een lege maag op het perron om de stoptrein naar Duitsland te nemen. Misschien was dat de reden dat ik rond half twee ’s middags wat geïrriteerd reageerde, toen een jongeman van begin twintig me in de lunchroom op station Wernigerode iets probeerde aan te smeren. Ik kapte hem nogal bot af met een felle "Nein, nein, nein!" Hij gaf met zijn vlakke hand een klap op m'n borst, zei "Später darauf!" en liep weg. Vanuit de stationshal keek hij nog even mijn kant op, terwijl ik een grote kop koffie en een goed belegd broodje verorberde.

Toen ik even later de lunchroom verliet, zag ik hem in de hal staan, pratend met anderen. Hij lachte goedmakend naar me. Ik trok een quasi-beleefde glimlach en liep door naar de kiosk om sigaretten te kopen. Toen ik vervolgens het perron op ging en hem bij de zijkant van het stationsgebouw zag staan, draaide hij zich snel om en verdween.

Maar ik was niet voor dag en dauw naar Wernigerode afgereisd om ruzie te maken met de lokale bevolking. Nee, ik was hier voor iets véél karakteristiekers: de stoom- en dieseltreinen van de Härzer Schmalspurbahnen (HSB).

Een kort geschiedenislesje
De HSB heeft een rijke geschiedenis die teruggaat tot het einde van de 19e eeuw. De eerste lijn, van Gernrode naar Mägdesprung, werd geopend in 1887. Later volgden uitbreidingen, waaronder de Brockenbahn en de Selketalbahn. Deze lijnen dienden oorspronkelijk voor goederenvervoer, zoals hout en erts, maar groeiden snel uit tot populaire passagierslijnen, mede dankzij het toerisme in de regio.

Na de Tweede Wereldoorlog kwamen de lijnen in handen van de Deutsche Reichsbahn van de DDR. Ondanks moderniseringstrends bleef de stoomtractie behouden. Na de Duitse hereniging werd in 1993 de HSB opgericht, die het netwerk van meer dan 140 kilometer beheert. Tegenwoordig is de Härzer Schmalspurbahn een geliefde toeristische attractie, met authentieke stoomlocomotieven die dagelijks door schilderachtige landschappen rijden, waaronder naar de top van de Brocken, de hoogste berg van Noord-Duitsland.

Het aardige van de HSB is dat je met het Deutschlandticket een groot deel van hun netwerk kunt afleggen. Alleen voor de Brockenbahn moet een apart kaartje worden gekocht. Dat had ik voor de lunch al gedaan - evenals inchecken in mijn hotel onderaan de heuvel met het kasteel - en stapte aan boord van de dieseltrein van 14.00 uur.

We verlieten de stad - waarbij de trein soms wel erg dicht bij de huizen kwam en nieuwe bewoners in hun begintijd ongetwijfeld ervaring hadden opgedaan met een woon- of slaapkamer vol zwarte rook - en reden de beboste bergen in. De rode rijtuigen schommelden rustig achter de diesellocomotief, die met een laag gebrom de berg op trok. Ik zat bij het raam, het glas koud tegen mijn gezicht, en keek naar buiten. Het landschap veranderde langzaam, de aanvankelijk deels bewolkte lucht werd zwaarder en grijzer.

Station Drei Annen Hohne, geopend in 1899, onze eerste halte, is een belangrijk knooppunt van de HSB. Het station diende oorspronkelijk als toegangspoort voor toeristen naar de Brocken. Tegenwoordig is het een populaire tussenstop voor stoomtreinen, met historische charme en een panoramisch uitzicht op de omliggende heuvels.

We kwamen al kronkend steeds hoger. Aan weerszijden stonden de bomen als grijze schimmen, hun takken dood, zwart geblakerd door een brand. Het bos voelde verlaten, alsof de tijd hier even had stilgestaan. En de trein tjoekte rustig verder - alsof hij niet anders kon - richting de Brocken, een donkere reus die in de mist verdween.

De Brocken, de hoogste berg van het Harzgebergte (1.141 meter), heeft een rijke en symbolische geschiedenis. Al sinds de vroege middeleeuwen wordt de berg geassocieerd met mystiek en legendes. In de 19e eeuw werd de Brocken populair bij toeristen, wat leidde tot de aanleg van de Brockenbahn in 1898. Deze lijn maakte de Brocken toegankelijk voor een breder publiek, en werd een belangrijke toeristische attractie.

Na de Tweede Wereldoorlog, met de opdeling van Duitsland, kwam de Brocken onder de controle van de DDR. Het was jarenlang verboden terrein voor West-Duitsers, omdat de Brocken in de directe nabijheid van de West-Duitse grens lag. De treinlijn naar de top werd uitsluitend gebruikt door de Staatsveiligheid (Stasi), en alleen geselecteerde reizigers kregen toegang tot de berg.

Na de val van de muur en de Duitse hereniging in 1990, werd de Brocken weer vrij toegankelijk voor toeristen. De Brockenbahn werd hersteld en is vandaag de dag één van de meest populaire toeristische routes in Duitsland, waarbij de iconische stoomtreinrit door het ongerepte natuurgebied van het Harzgebergte nog steeds de oude charme van de regio uitstraalt.

Ik liep rond in een mistige omgeving. Dat had je op deze hoogte: het weer kon zomaar omslaan. Het was in het wolkendek slechts een graad of 7, een temperatuur waar duidelijk niet iedereen op voorbereid was. Sommige bikkels liepen hier in t-shirt en korte broek, want dat was geen probleem in Wernigerode, maar zochten natuurlijk al snel de warmere plekken op in het museum. 

Tot mijn verbazing stond in één van de museumzalen een stuk muur zoals die ook in Berlijn had gestaan, maar deze was afkomstig van de muur die in de 80'er jaren in een cirkel van 1,6 kilometer rondom de top van de Brockenberg stond. Zo kortstondig dat de militaire bouwers van de muur ook degenen waren die 'm weer afbraken.

Op de terugweg naar Wernigerode, dit keer per stoomtrein, was de mist verdwenen en trokken de stoomdampen van de locomotief zo langzaam op dat ze nog lang boven de bomen bleven zweven. 

Ik sliep in het Schlossberg Hotel aan de voet van de berg met het plaatselijke kasteel en aan de rand van de stad, op een kwartiertje lopen vanaf het station. Het hotel bestond uit 2 gebouwen - een villa en een 18e-eeuws vakwerkhuis - en was lekker kneuterig Duits - de hartelijke verwelkoming, de details, het folderrek (toch iets wat steeds meer een reliek uit het verleden begint te worden), de fles bruiswater én één kussen en een eenpersoonsdekbed op mijn tweepersoonsbed, want ik had de kamer immers voor mezelf geboekt. Het interieur leek te zijn samengesteld met attributen van de Xenos en het laminaat liep door naar de badkamer, wat me niet erg handig leek met al het water dat erop komt...

De volgende ochtend stapte ik op de eerste stoomtrein uit Wernigerode. Het typische gesis van de locomotief vulde weer de lucht terwijl we langzaam het Harzgebergte inreden. Het voelde alsof ik terug in de tijd was gestapt. De geur van rook en olie, het geratel van de wielen… perfect. De reis naar Drei Annen Hohne was rustig, het landschap werd steeds mooier: bossen, rotsen, de bergen in de verte.

Daar aangekomen, stapte ik over op de HSB Triebwagen, een dieselvoertuig dat zijn weg door de bossen baande. Het ging langzaam, meer een bus in de Andes dan een trein in Duitsland, maar het had ook iets rustgevends, het gekronkel door deze heuvels met afwisselende landschappen. 

Onderweg stopten we in kleine plaatsjes in Elend, Sorge en Benneckenstein. Op dit laatste station viel me op dat er meerdere gebouwen stonden, waarvan één was afgesloten met hekken. Het ging hier om een houten stationsgebouw uit 1898 dat zodanig was aangetast door een schimmel dat renovatie uitgesloten was en afbraak onvermijdelijk. Deze verdrietige beslissing kwam voort uit het allerstomste wat de mens nooit zal afleren: publieke zaken overlaten aan de markt.

In dit geval werd het eigendom van het gebouwenensemble van station Benneckenstein in 2005 via een erfpachtcontract door de HSB overgedragen aan een privébedrijf, dat het voor toeristische doeleinden wilde gebruiken. In de daaropvolgende jaren liet de nieuwe eigenaar weliswaar uitwendige renovaties uitvoeren aan het middelste hoofdgebouw, maar het interieur bleef onaangeroerd. Na het faillissement dat eind 2011 werd aangevraagd, werd drie jaar later het daar gevestigde bedrijf uit het handelsregister geschrapt.

Sindsdien heeft de HSB juridisch gestreefd naar het terugdraaien van het erfpachtcontract om weer toegang tot de gebouwen te krijgen. Dat lukte uiteindelijk pas in september 2024, waarna direct een grondige inspectie van de gebouwen plaatsvond – met een treurig resultaat: het hoofdgebouw is niet meer te redden. De sloop zou op korte termijn plaatsvinden. Wat er daarna met het vrijgekomen terrein zal gebeuren, was nog niet bekend.

Desondanks was het natuurlijk niet gek dat men zocht naar nieuwe gebruikers voor al die oude stationsgebouwen langs de route. Zelfs in het kekke karretje, dit dieselbusje op treinwielen, vormde elke lege zitplaats potentie. In Eisfelder Talmühle, een station waar het spoor naar Hasselfelde (de Selketalbahn) begon, stond een enorm stationsgebouw waar je kon eten, drinken en overnachten en in Ilfeld was het prachtige vakwerkhuis omgetoverd tot een woning (inclusief een tuintje op het perron...), maar eenmaal in Nordhausen zag ik vele opstelsporen en spoorweggebouwen die eerst overtollig en daarna overwoekerd en vervallen waren geraakt. Niet zozeer van de HSB als wel van de landelijke spoorwegen.

Eind- en kopstation Nordhausen Nord lag direct naast het hoofdstation van Nordhausen aan een groot stationsplein met bushaltes en een halte voor de stadstram. Het stationsplein was het domein van dronken Duitsers van middelbare leeftijd, iets wat je in dit land op veel stations zag: verloren figuren met hun beste vriend, het halveliterblik, in de hand. 

Ik had de vervallen gebouwen gezien en wilde deze nader bekijken in de pakweg anderhalf uur die ik had voor het dieselding retour ging. Zo stond er een enorm huis - ja, het leek me een woning - met dichtgetimmerde ramen en deuren. Pal ernaast stond een oude dieselloc. Zoals altijd vond ik dat men dit niet mocht laten verloederen en met een geldopleverend initatief moest komen en zoals altijd had ik geen idee wat dat dan wel niet moest zijn.

Ik maakte een wandeling rondom de verschillende emplacementen door richting een grote brug over de sporen te lopen. Daarvandaan zag ik een oude locloods waar tegenwoordig allerlei bedrijfjes in leken te zitten.

Mijn oog viel op de loods van de - komt-ie - Interessengemeinschaft Harzer Schmalspurbahnen e.V. (IG HSB), een vereniging die in maart 1990 is opgericht door een groep jonge spoorwegliefhebbers en zich inzet voor het behoud van locomotieven, wagons, infrastructuur en historische ritten. De HSB zelf beschikt vaak alleen over de treinen die voor de reguliere dienst nodig zijn; de IG neemt vaak het initiatief om bijzonder materieel te restaureren of te laten rijden. Zo werd locomotief 99 6101 (ex NWE 6) in 1993 door de IG opgeknapt en sindsdien ingezet voor zogeheten ‘Sonderfahrten’ (speciale ritten). 

Ik liep over een industrieterrein langs de sporen en door het stadje. Armoede, leegstand, verpaupering - Nordhausen leek in een negatieve cirkel te zijn beland. Opnieuw was hier veel potentie voor initiatieven, als je maar wist wat voor initiatieven dat zouden moeten zijn. Het was geen aangename plaats, Nordhausen. Hoewel ik niet het idee had dat me iets zou overkomen, liep ik hier toch niet helemaal onbevangen rond - en dat is in mijn ervaring een unicum in Duitsland.

Terug op het station wachtte ik tot hetzelfde karretje weer kwam voorgereden voor de rit naar Eisfelder Talmühle van 13:25. De haltes, waar we niet allemaal stopten tenzij er in- of uitstappers waren, lagen binnen één tot drie minuten rijden van elkaar. De rit ging terug naar de heuvels en de bossen, weg van de bewoonde pauperwereld van Nordhausen, een andere wereld in. En toen het karretje om 14:12 arriveerde in Eisfelder Talmühle, stopten we tussen twee stoomtreinen in. De ene ging naar Wernigerode, de andere naar Hasselfelde.

Hier gebeurde iets wat ik nog nooit eerder had meegemaakt: de twee stoomtreinen trokken tegelijk op, leken te wedijveren om de snelste te zijn en gingen toen ieder hun weg - de ene linksaf, de andere rechtsaf. Aan boord zaten niet veel mensen, maar degene die er zaten, waren dagjesmensen en treinliefhebbers. Het zorgde voor een bijzonder aangename, beschaafde sfeer aan boord. 

Het ritme van de trein, de rust, had iets meditatiefs, maar ergens begon ik me te realiseren dat het wellicht leuker had kunnen zijn met iemand erbij. Ik had het wel geprobeerd, niet expliciet door mensen mee te vragen maar door eventueel enthousiasme te meten. Helaas, het was duidelijk dat het enthousiasme er bij anderen niet echt was. En dat was jammer, want dit was zo anders dan een reguliere treinreis. Dit voelde als een soort sprookjeswereld waar je doorheen trok. Een veilige, positieve plek.

In Stiege, waar de trein na twintig minuten aankwam, reden we onverhoeds door het station heen - "Huh?" - naar een keerlus, een rondloopspoor, eine, jawohl, Kehrschleife. We maakten een perfect rondje van 360 graden en kwamen weer op het station uit. Met een lengte van 400 meter en een boogstraal van 60 meter reden we door de kleinste spoorwegkeerlus van Europa en überhaupt de enige keerlus op een smalspoorlijn. 

Men had dit in 1984 gebouwd omwille van de tijdsbesparing: door de lus hoefde men de locomotief niet om te laten lopen. Met een systeem van zelfomzettende wissels blijft het verkeer in één richting lopen, wat op een enkelsporige smalspoorlijn handig is, behalve als het eindpunt een stukje verderop ligt. Onze loc moest na te zijn omgekeerd eerst omlopen alvorens door te kunnen rijden naar Hasselfelde.

In Hasselfelde eindigde het spoor en moest de locomotief, onder het toeziend oog van een paar dorpskinderen, worden gevuld met water. Aan boord amuseerde zich men met de gedachte dat er bij Stiege zo lastig werd gedaan met een keerlus en omlopen om na 13 minuten een eindpunt te bereiken waar de locomotief opnieuw moest omlopen alvorens de reis te kunnen vervolgen. Je zou inderdaad denken: maak Hasselfelde dan voor elke trein het keerpunt...

De trein reed opnieuw door Stiege en begon aan de laatste, in werking zijnde aftakking: de rit naar Quedlinburg. Aan dit traject zat nog een heel kort zijtraject, het spoor tussen Alexisbad en Harzgerode, maar dat was op het moment van bezoek buiten dienst in verband met werkzaamheden. Het ging langs oude stationsgebouwen en door prachtige bossen. Een leegstaand, vervallen hotel in Alexisbad bood kansen voor ondernemers met lef.

Dit prachtige bosgebied was een paradijs voor wandelaars. Overal zag je de wandelroutemarkeringen. De rust op straat - een paar keer per dag slechts onderbroken door de stoomtreinfluit - leek me ideaal voor mensen die hun rattenrace eens willen ontvluchten. En die rustgevendheid voelde ik ook nog steeds aan boord van de trein. Hoewel de treindag nu toch wat lang begon te duren, overheerste nog steeds dat gevoel dat ik was ontsnapt aan een hectische wereld vol idioten. Hier heerste rust en beschaafdheid. 

Tegen tien over vijf kwamen we vanuit de bossen weer bebouwing tegen die een wat groter dorp aankondigde. Dit was Gernrode, waar behalve een wat groter station en een oude doch functionele locloods ook een overwoekerd emplacement vol vervallen goederenwagons was. 

Gelukkig beseft men de waarde van dit oude spul en zijn er plannen om vier wagons te restaureren en langs dit station tentoon te stellen. (Hoewel deze webpagina niet heel veel hoop geeft...)

Een kwartier later reed de stoomtrein het station van Quedlinburg binnen. Ik was nogal stijf, zoals u zult begrijpen, maar na anderhalve dag ook, zonder meer, voldaan. 

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.